Alleen voor niet commerciële doeleinden mag materiaal van Proloog worden gedownload en vermenigvuldigd. Bij twijfel over het gebruik of bij commercieel gebruik dient eerst contact opgenomen te worden met: proloog@toneelwerkgroepproloog.nl   Bij gebruik van fotomateriaal voorzien van naamsvermelding dient deze te worden toegepast.

Artikel uit 'De Groene Amsterdammer', d.d. 1970.12.04, auteur: Ruud Engelander.
Niets uit dit artikel mag overgenomen / gepubliceerd worden, zonder uitdrukkelijke toestemmming van 'De Groene Amsterdammer' en de auteur!

Relevant kindertoneel in Zweden

Varför? Waarom?

Je hebt het recht te vragen waarom
Je hebt het recht een antwoord te krijgen
vorm voor grote mensen die het- zelfde weet te bereiken.

Geen Anneke Elro

In de Zweedse pers is inmiddels een felle discussie ontstaan naar aanleiding van het stuk. De toneel- groep van de (vijfde) Zweedse stad Vasteras had het stuk op het (kinder)-repertoire genomen, maar kreeg hevige aanvallen te verduren van pedagogen en ouders. De kreet "indoctrinatie" was niet van de lucht. Tegenover deze negatieve reacties staan die van de onder- wijzers in wier scholen het stuk door Anders Linder en Birgitta Sundberg is gespeeld. Na de voorstelling gaat er namelijk een vragenlijstje naar hen toe. Van de 70 lijsten zijn er 50 ingevuld te- ruggekomen: 45 vonden de voor- stelling "zeer goed", een paar vonden hem te links, en één on- derwijzer schreef een lange brief met bezwaren.
Het is weer eens iets anders dan Anneke Elro. Wat is eigenlijk het verschil? De makers van dit stuk beschouwen kinderen onder de tien niet als halfzachte idioten die met sprookjes afgescheept kun- nen worden. Ze vinden kinderen mensen die recht hebben op in- formatie op hun eigen niveau over problemen die de hunne zijn of in ieder geval worden. Het is geen kindertoneel in de geijkte zin van het woord, waarbij kin- deren uitgenodigd, respectievelijk gedwongen worden zich te ver- gapen aan de van iedere realiteit gespeende avonturen van imagi- naire wezens, zonder dat ze er zelf iets aan toe of af kunnen doen. Dat dat kwalijke gevolgen kan hebben weet niemand beter dan ik die als zes-, zevenjarige in het later dan ook afgebrande Ge- bouw voor Kunsten en Weten- schappen te Den Haag gecon- fronteerd werd met twee reuzen, die luid "Rabauw! Rabauw!" riepen, speciaal om mij en andere kinderen bang te maken, iets wat zonder veel moeite lukte. De kinderen in Zweden hadden de mogelijkheid (en maakten daar ook graag gebruik van) het stuk zelf mee te bepalen, zonder dat er enige pedagogische kunstgreep aan te pas, kwam. Dit was parti- cipatie van het publiek zonder het gegeneerde gevoel dat je daarvan meestal overhoudt. (Volwassenen die meedoen in een stuk waarbij, ze als argeloze kaartjeskoper ver- zeild zijn geraakt, doen meestal mee, als dat gevraagd wordt, om- dat ze de acteurs, die er kennelijk zo op gebrand zijn, niet teleur willen stellen en niet omdat ze zélf nou zo nodig moeten). Een ander verschil tussen het "sprook- jestoneel" en "Waarom?" is dat er vrijwillig afgezien wordt van de "spanning" (Zál Doornroosje ont- waken? Zál de prins Sneeuwwitje door een; simpele kus van het stukje appel bevrijden?). Spanning blijkt geen onmisbaar element in een toneelstuk voor kinderen te zijn: de humor, en in de eerste plaats de belangstelling voor de problemen blijken minstens even belangrijk te zijn. Dit is "goed" toneel, in de zin van goed van vormgeving en onder- houdend voor het publiek waar- voor het bedoeld is, met een zinnige strekking: je hebt het recht om te vragen "waarom?" en je hebt het recht om een ant- woord te krijgen. Voor mij een van de meest complete voor- beelden van "relevant" toneel (in de zin van activerend ten aanzien van de eigen situatie) dat ik ooit gezien heb.


Noot: Anneke Elro was actrice en leidster van Anneke Elro's Jeugdtoneel. Voor meer infor- matie over Anneke Elro zie de volgende links
Theaterencyclopedie
of
Theaterarchief.
RUUD ENGELANDER
Terwijl de acteurs en actrices van de Nederlandse Comedie zich opmaakten om het Nederlandse volk op de hoogte te brengen van het leven en de werken van de Belgische negen-tiende-eeuwse monarch Leopold II, terwijl de toneelgroep Globe De Kersen- tuin weer eens tot bloei pro- beerde te brengen,  ter- wijl de toneelgroep Studio, in verga- dering bijeen, dikke pakken stencils produceerde waarin het gehele gezelschap zich uit- spreekt over de autovergoeding van (nu ex-)manager Surink en terwijl het vaderlandse toneel- volkje in het algemeen reilde en zeilde zoals het al jaren doet, reisden Birgitta Sundberg en Anders Linder naar een klein plaatsje' in de buurt van Stock-, holm, om daar in de praktisch steriele gymnastiekzaal van de plaatselijke lagere school voor circa vijftig kinderen in de leef- tijd van zeven tot tien de zo- veelste (misschien wel de zeven- tigste) voorstelling te geven van hun stuk V  a  r  f  ö  r ? , dat ze zelf in samenwerking met een derde, niet meespelende schrij- ver, Marten Harrie, opgezet heb- ben.
Birgitta Sundberg is de drijvende kracht van het Theatercentrum in Stockholm, een met overheids- steun werkende instelling, die als een soort impresariaat fungeert voor de ongeveer zestig vrije, (niet gesubsidieerde) groepen die Zweden telt, groepen die bijna steeds kritisch staan tegenover de maatschappij. Anders Linder is een bekende figuur In Zweden: hij was architect en verwierf faam als zanger en acteur, voornamelijk via de televisie. Vooral bij de jongeren is hij populair.
De kinderen in het gymnastieklo- kaal zitten in een hoefijzeropstel- ling op de grond. 'Een twintigtal vierkante meters is vrijgehouden voor de voorstelling. Onderwij- zers en onderwijzeressen zitten strategisch opgesteld tussen de kinderen in: het aantal gevallen waarin ingrijpen noodzakelijk is, is uiter- mate gering. Slechts een viertal jongetjes verkiest regel- matig de wandrekken boven het gebodene.

Waarom heeft de een alles?

Het stuk begint met een liedje, geïnspireerd door de titel van het stuk: waarom? Dan volgt de eer- ste scène: Anders heeft een doos vol speelgoed, Birgitta heeft hele maal niets. Is dat rechtvaardig? Nee! Daar zijn alle toeschouwer- tjes het over eens: Anders zal een deel van het zijne moeten af- staan. Al gauw komt men op de vraag: waarom heeft de een alles en de ander niets? De reden blijkt te zijn dat Anders' vader als journalist (een beroep dat in Zweden veel hoger genoteerd staat dan bij ons) bij een krant werkt terwijl Birgitta's vader arbeider is in een papierfabriek. Met hulp van de kinderen wordt er naar een oplossing gezocht: het voorstel om maar van betrek- king te ruilen wordt verworpen, terwijl na enig doordenken ook de promotie van Birgitta's vader tot journalist niet doorgaat: als er geen mensen zijn om papier te maken, dan heeft een journalist
ook weinig reden van bestaan. De uitkomst van de discussie is bij iedere voorstelling: de oplos- sing ligt in gelijke betaling, ie- dereen moet hetzelfde verdienen. Hierbij moeten twee aantekenin- gen gemaakt worden: ten eerste, dat voor zover ik zien kan, de kinderen deze oplossing op geen enkele manier opgedrongen krij- gen -de twee spelers fungeren al- leen maar als een soort discussie- leiders, die bepaalde niet te reali- seren oplossingen van een vraag- teken voorzien; ten tweede, aan- gezien dit stuk over bepaalde principiële, ideeën gaat, worden de praktische implicaties van wat toch min of meer een slogan is: iedereen moet evenveel verdien- en, niet nader bekeken- dat het allemaal niet zo eenvoudig ligt merken ze later wel. Nadat dit zo besloten is -de hele discussie neemt niet meer dan een paar mi- nuten in beslag- moet er dus ver- deeld worden. Anders staat een deel van zijn speelgoed af aan Birgitta. Tot grote hilariteit van de kinderen krijgt zij een auto en hij een pop toebedeeld. Dat is de omgekeerde wereld, een meisje moet immers met een pop en een jongen met een auto spelen, of niet soms? Waarom moet dat? Nou ja, zo is het nu eenmaal, (kinderen behoren zoals bekend enerzijds tot de meest onortho- doxe, anderzijds tot de meest conservatieve schepsels ter we- reld). Opnieuw wordt in een lie- dje de vraag gesteld: waarom? De volgende scène behandelt de gelijkheid van man en vrouw, ui- teraard in termen die voor kind- eren van deze leeftijd te begrijp- en zijn, letterlijk huis-, tuin- en keukentermen.

Waarom verschil man/vrouw?

Anders en Birgitta gaan vadertje en moedertje spelen. De rollen die al omgedraaid waren toen de auto en de pop in verkeerde volgorde gegeven werden, blij- ven omgedraaid. De gevolgen zijn uiteraard een goede garantie voor ongebreideld enthousiasme bij het publiek: Anders, die voor- namelijk aangesproken wordt bij de naam van de televisieclown die hem zo populair maakt, maakt een fantastisch nummer van het schoonmaken van het huis, waarbij hij verschillende kinderen omtovert in keuken- kastje, aanrecht, kraan en wat er maar verder aan nuttige appara- ten in een huis te vinden is. Intussen is Birgitta, de "man" dus, naar zijn /haar werk gegaan, komt doodmoe thuis, eet de door Anders net op tijd klaargemaakte maaltijd en wil dan weer vertrek- ken om ijshockey te spelen onder het motto: ik moet in conditie blijven! Dat levert een protest op van moeder Anders, die ook best in conditie wil blijven. Maar, zegt Birgitta in opperste verba- zing, ik werk de hele dag, terwijl jij helemaal niks te doen hebt! Dat veroorzaakt hilariteit bij de kinderen, die Anders de laatste minuten gadegeslagen hebben, terwijl hij hijgend het ene huis- houdelijke karweitje na het ande- re opknapte. Na enige discussie wordt er een idee geopperd. An- ders moet ook maar een baan ne- men. Dit alles als gevolg van de. leidende gedachte: we hebben al-
lemaal gelijke rechten. De vol- gende morgen verlaten Anders en Birgitta gezamenlijk het huis, maar al gauw beseffen de kinder- en het ontoelaatbare van deze si- tuatie en ze protesteren luid: de baby kan immers niet alleen ach- terblijven? Daar hadden vader en moeder helaas even niet aan ge- dacht. Wat zijn de mogelijkhe- den? De eerste die geopperd wordt is die van de crèche. De crèche wordt gebeld en het ant- woord is: u bent aan de beurt in 1978! Er volgt een korte discus- sie over de vraag wie ervoor ver- antwoordelijk is dat er niet ge- noeg crèches zijn. Wie beslist dat eigenlijk? Er wordt gepraat over de vraag wat eraan te doen valt, waarbij de suggesties van de kin- deren gevolgd worden. Opval- lend hierbij is dat het publiek in Stockholm sneller tot het idee "demonstreren!" komt dan dat van daarbuiten. Na alle discussies volgt er even een komisch inter- mezzo van Anders, wat niet wil impliceren dat het voorafgaande niet grappig en onderhoudend zou zijn: de kinderen amuseren zich bijzonder goed, verkiezen de voorstelling boven de attracties van de gymnastiekzaal en de dis- cussie is geheel geïntegreerd in het geheel, dankzij de spontani- teit van het publiek en de vol- strekt onschoolmeesterachtige houding van de twee acteurs. De "beslissingen" die tijdens het stuk genomen worden, zijn niet af- komstig van de samenstellers, maar van het publiek. De praktijk heeft geleerd dat de oplossingen die aan de hand worden gedaan vrijwel steeds -na wat heen en weer gepraat- dezelfde zijn. Voordat men met het stuk de boer opging, waren er talloze proef- voorstellingen gegeven, waarin de reacties en de opinies van de kinderen getest werden. Die re- acties bepaalden uiteindelijk de inhoud en de vorm van het stuk, zodat het maar zelden gebeurt dat men bij een voorstelling voor vol- komen onverwachte opmerkingen komt te staan. Na het intermezzo (het bekende lied "mijn hoed die heeft drie hoeken", maar dan in het Zweeds, wat het extra ko- misch maakte, voor mij althans) worden de rechten van het -kind onder de loep genomen. Birgitta is de moeder, Anders het kind. Ze gaan op visite bij een tante, ter- wijl moeder eender had beloofd naar de dierentuin te gaan. Discussie over de vraag wie in het gezin de beslissingen neemt, terwijl tussen de bedrijven door de vraag behandeld wordt of een ouder het recht heeft een kind iets te beloven en het daarna niet te doen. Het resultaat van de discus- sie: besluiten in het gezin moeten gezamenlijk genomen worden, in een soort familieraad.

Gewelddadig verzet

De behandelde onderwerpen lig- gen tot nu toe allemaal binnen de directe belangensfeer van de kin- deren; het volgende nauwelijks, en het is goed om te zien dat het zuivere oordeel dat ze hebben wanneer het gaat om dingen waarmee ze zelf regelmatig in aanraking komen, ze niet verlaat wanneer het om iets meer ab- stracts gaat. De scène speelt in Amerika. Anders zit als Indiaan rustig zijn vredespijpje te roken,
wanneer Birgitta als blanke hem komt storen. De kinderen blijken meestal wel te weten waar de blanken vandaan komen en ze erkennen dan ook dat Birgitta niet helemaal rechtvaardig te werk gaat wanneer ze de Indiaan wil verjagen om zijn vruchtbare land te bebouwen en de produkten naar Europa te verkopen. Ze zegt de Indiaan maar naar de bergen te verhuizen en het kan haar weinig schelen wanneer de vriendelijke Indiaan haar vertelt dat hij daar van honger zal omkomen. Er komt oorlog, geheel in overeen- stemming met de feiten; de kin- deren vinden het maar een oneer- lijke zaak, want de blanke heeft een geweer en de Indiaan heeft al- leen maar een pijl en boog! De vraag is dan: wat zou jij doen in die situatie? De eerste reactie van de kinderen is meestal: het land delen! Maar als je dat -als Indiaan- nou niet wilt? Ja, dan moet er maar gevochten worden ... Het gesprek gaat dan verder over plaatsen in de wereld waar iets dergelijks aan de hand is en de kinderen komen dan meestal met Biafra (dat ze zich van de televisie herinneren) en in mindere mate met Vietnam. Som- mige kinderen komen met "paci- fistische" antwoorden, terwijl er andere zijn die zonder meer bereid zijn om het geweer ter hand te ne- men. Er wordt dan gepraat over de vraag waarom mensen zulke din- gen doen, gevolgd door een liedje over de wereldsituatie: de rijke landen hebben de macht en gooien bommen op de kleine landen. De stemming onder de kinderen is na afloop toch wel in meerderheid van: gewelddadig verzet is onder dergelijke omstandigheden geoor- loofd. Na deze scène wisselt men van gedachten over het volgende probleem: we spelen nu maar een spelletje, maar wat moeten we doen? De kinderen, keurig opge- voed als ze zijn, kennen het ant- woord: we moeten aardiger zijn. Dat is natuurlijk nooit weg, maar Birgitta zegt: sommige dingen moeten veranderen voordat de si- tuatie beter kan worden. En daarop komt de vraag: hoe moet dat dan? En het antwoord: je moet bepaalde dingen begrijpen, voordat je ze kunt veranderen. Vraag: hoe kun je dan iets begrijpen? Antwoord: je moet altijd naar het waarom vra- gen. Je hebt het recht naar het waarom te vragen en je' hebt het recht om een antwoord te krijgen. Deze "moraal" wordt in de vorm van een liedje nogmaals gebracht en het stuk is uit. Het heeft een klein uur geduurd. Er wordt meest- al nog wat nagepraat, over het stuk (waarom deden jullie dat zo?), maar ook over andere dingen. Een merkwaardig verschil doet zich voor tussen de eerste impuls van de toeschouwers en hun houding tijdens de discussie over de India- nen: zodra ze de scène herkennen als zich afspelende tussen een In- diaan en een blanke beginnen ze te vaak te schreeuwen: schiet 'm dood!, terwijl ze tijdens de discus- sie keurige pacifistische stand- punten innemen van de orde van: iedereen moet aardig zijn voor iedereen. Het is duidelijk een ge- volg van de preconditionering die de televisie op haar geweten heeft: Indiaan + blanke = doodschieten. Gelukkig is die preconditionering niet blijvend, maar daar zijn het dan ook kinderen voor. Wat je zou moeten uitvinden is een theater-